Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Heb de straatkrantverkoper lief

12 oktober 2016 · Leestijd 6 min

Daar staat hij weer. Elke dag bij de ingang van de supermarkt. Dawud heet ’ie. Een oude Egyptenaar die zijn straatkrant probeert te slijten aan drukke Amsterdammers die even snel een boodschapje komen halen. Eerlijk gezegd confronteert hij me altijd een beetje...

Als je een praatje met Dawud maakt, breekt er al snel een brede lach door op zijn gezicht. Hij deelt vaak van die muntjes uit voor in je karretje. Superhandig. Wat ik confronterend aan hem vind? Hij herinnert me eraan dat God mij oproept om mijn naasten lief te hebben. Juist gasten zoals hij. Naastenliefde is spannend
Als de Bijbel het heeft over het liefhebben van je naaste, dan gaat het zelden over je vrienden. Jezus noemt het zelfs letterlijk. Van je vrienden houden, dat is niet zo bijzonder. Dat doet iedereen (Lucas 6:32-33). Natuurlijk gaat naastenliefde daar óók over, maar waar de Bijbel echt bol van staat, is liefde voor de zwakkeren. De armen. Mensen die het moeilijk hebben. Dan gaat het over gasten als Dawud. Naastenliefde wordt pas spannend als je van mensen moet houden die helemaal niet zo makkelijk zijn om van te houden. Waar je eigenlijk helemaal niet van wilt houden. Waar het God om gaat
In het Oude Testament zie je keer op keer dat God Zijn volk opdraagt om zorg te dragen voor elkaar. Er staan meer dan tweeduizend bijbelverzen in de Bijbel die hier over gaan. Het heeft kennelijk echt Gods hart. Weet je waarom? Omdat Hij zelf zo onvoorstelbaar veel van mensen houdt. Daarom wil Hij dat wij dat ook doen. Zo mochten boeren die wijngaarden hadden tijdens de oogst niet twee keer door hun velden gaan om te oogsten. Op deze manier bleef er genoeg liggen voor de armen (Leviticus 19:10). Of in het boek Amos, daar staat een bekende hartenkreet van God. Hij is helemaal klaar met alle christelijke feestjes met hippe worshipleaders en feel good-sprekers. Dan zegt Hij zoiets als: ‘Dit is wat ik wil, dat het recht stroomt als een rivier. Dat jullie omzien naar je naaste. Dat je houdt van je medemens en ze geen poot uitdraait’ (Amos 5:21-24). Misschien wel één van de mooiste stukken uit de Bijbel vind ik in Jesaja 58. God is op dat moment zo’n beetje kotsmisselijk van het vrome gedoe van het volk Israël. Elke zondag trouw in de kerk. Maar van je naaste houden, ho maar... En dan zegt God eigenlijk: ‘Die christelijke schijnheiligheid, die kan me gestolen worden. Het gaat Mij erom dat je je brood gaat delen met mensen die honger hebben, dat je onderdak biedt aan armen zonder huis of kleren koopt voor iemand die geen kleren heeft.' (Jesaja 58:6-7). Dat je je naaste liefhebt...

Jezus vertelde niet alleen over naastenliefde, Hij deed het

De grote reset-knop

Au. De Bijbel staat er bol van. Het is echt bizar hoe radicaal God eigenlijk is. Neem bijvoorbeeld het idee van het jubeljaar (Deuteronomium 15:1-6). Eens in de zoveel tijd drukt God als het ware op een grote reset-knop als de boel weer eens flink is vastgelopen. Alle schulden moeten worden kwijtgescholden. Iedereen mag opnieuw beginnen. Dat is ook wel nodig met mensen, want wij creëren met onze hebzucht makkelijk systemen die ongelijkheid alleen maar versterken. Zo droeg God Zijn volk op om naar elkaar om te zien, elkaar lief te hebben. Jezus deed het
En dan komt Jezus op het podium. Hij ging nóg een stap verder. Hij vertelde niet alleen over naastenliefde, Hij deed het. Hij leefde onder ons. Jezus werd eigenlijk zelf een dakloze. Hij had niet altijd een plek om te slapen (Lucas 9:58). En met wie trok hij op? Met mensen die lepra hadden (Mattheus 8:2-3), met vrouwen die in zijn cultuur minderwaardig waren (Lucas 10:38-42) en met kinderen die niet meetelden (Lucas 18:16). Hij ontmoette mensen waar de samenleving op neerkeek zoals een Samaritaanse vrouw (Johannes 4:1-42). En met wie ging Jezus eten? Met alcoholisten, hoeren, bedriegers en ander uitschot (Lucas 5:27-32). Jezus hield van mensen. Juist van gasten als Dawud. Ook van hen die niet zo makkelijk zijn om van te houden.

Naastenliefde wordt pas spannend als je van mensen moet houden die helemaal niet zo makkelijk zijn om van te houden

Wie is mijn naaste?

Jezus vertelt een verhaal waarin hij uitlegt wie je naasten eigenlijk zijn. De meeste kennen het wel: de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10:25-37). Een man wordt beroofd. Een Jood. En vervolgens ligt hij te creperen op de weg. Bijna dood. Een priester komt langs. Doet niets. Een Leviet komt langs. Doet ook niets. Twee mannen met status in die tijd. En Joden. Mensen van zijn volk. En dan een Samaritaan. Iemand waarop werd neergekeken. Een soort van vijand. En wat doet hij? Hij helpt de man. Geeft hem alles wat hij nodig heeft. En dan stelt Jezus de vraag: ‘Wie was de naaste voor de beroofde man?’ Die Samaritaan natuurlijk. Maar dan zegt Jezus: ‘En dat moet jij ook doen.’ Wát moet jij ook doen? Wie is je naaste? Iedereen is je naaste! En het is aan jou om ze lief te hebben. Misschien wel in het bijzonder de mensen die niet als je naasten voelen. Geef ’m een naam
Dan kan Jezus volgen een beetje pijn gaan doen. Niet voor niets zegt Jezus: ‘Denk er goed over na voor je mij gaat volgen. Want het gaat je wat kosten.’ Namelijk dat je mensen echt lief gaat hebben. Vooral die moeilijke ‘gevallen’ die je liever uit de weg gaat. Jezus daagt je uit dat je hen niet langer op een afstandje houdt, maar ze een gezicht geeft, een naam.  En dat is misschien een mooi punt om te beginnen. Vraag eens naar een naam. Als een dakloze of een straatkrantverkoper mij iets vraagt, dan vraag ik vaak: ‘Hoe heet je?’. Dat moet je ook eens doen. Dan krijgt die naaste een naam en komt het dichterbij. En dan is de stap naar: ‘Kan ik wat voor je meenemen uit de supermarkt, Dawud?’ een stuk kleiner. Hij vraagt dan steevast om energiedrankjes. En die koop ik dan maar. Tekst: Jurjen van Houwelingen

Geschreven door

Bas

Misschien ook wat voor jou

Volg BEAM op TikTok!

Voor video's van inspirerende jongeren die licht willen verspreiden! 💛💡