Ga naar submenu Ga naar zoekveld

‘Nooit gedacht dat ik topsporter zou worden’

7 augustus 2016 · Leestijd 4 min

Topwielrenster Anna van der Breggen komt uit een gelovig nest en won al op jonge leeftijd vele belangrijke prijzen. Hoe is het om zo succesvol te zijn? BEAM sprak met haar.

Omdat haar nieuwbouwhuis in Zwolle nog niet klaar is, rust Anna van der Breggen tijdelijk uit op de Hasseltse boerderij van haar ouders. Niemand die daar trouwens blijer om is dan hond Bo. Enthousiaster dan deze kwispelmachine worden ze zelden gemaakt. Op de keukentafel staat een bordje met gevulde speculaas. Het bordje verliest in razend tempo aan gewicht… “Ik heb eindelijk vakantie, dus nu mag het,” lacht Anna van der Breggen. Haar lange wielerseizoen zit erop.

Flinke erelijst

Om even aan te geven hoe goed Anna is: de professioneel wielrenster van de Rabobank-Liv Woman-ploeg kwam als eerste over de streep tijdens ‘klassiekers’ als de Waalse Pijl en Omloop het Nieuwsblad, won het Nederlands Kampioenschap tijdrijden, was de snelste tijdens de loodzware Giro Rosa (de Ronde van Italië) en kwam voor het oog van de hele wereld als snelste over de meet in Parijs, waar La Course werd gereden. Hierna was de koek (gevulde speculaas?) nog niet op; Anna veroverde óók nog eens twee zilveren medailles tijdens de Wereldkampioenschappen in Richmond. In Rio won ze olympisch goud. En daarmee noemen we nog niet eens alle prijzen…

Hoe is Anna van der Breggen eigenlijk met het wielrennen in aanraking gekomen?

“Mijn broer fietste ook, dus dacht ik: hee, dat is leuk! Ik wilde gewoon graag fietsen en ben daar eigenlijk nooit meer vanaf gekomen. Samen spelen en trainen met vriendinnen, dat was vooral heel leuk. Ik ben lange tijd niet heel serieus met wielrennen bezig geweest. Tijdens mijn tienerjaren vond ik het minder leuk worden, ging ik minder trainen en heb ik zelfs nog even aan turnen gedaan. Wat geen succes was trouwens… Ook tijdens mijn studie, verpleegkunde, was wielrennen niet altijd mijn prioriteit. Tijdens mijn stage in Ghana heb ik mijn fiets bijvoorbeeld niet aangeraakt.”

Je ouders hebben je ook altijd gestimuleerd om een opleiding te doen naast het fietsen?

“Zeker. Gewoon de ‘normale’ weg volgen: na de middelbare school beginnen met een vervolgopleiding. Ik heb er ook eigenlijk nooit aan gedacht om alleen met wielrennen bezig te zijn. En als ik ergens aan begin, wil ik het ook goed eindigen. Dus ik rustte niet voordat ik mijn verpleegkunde-papiertje had, haha. Het besef dat ik professioneel wielrenner kon worden, is langzaam gegroeid. Pas toen ik was afgestudeerd, mijn diploma had én ik fietste bij de Rabobank (een grote Nederlandse wielerploeg, red.) ging ik nadenken over een profcarrière. Maar toen was het ook niet zo moeilijk meer, want het was het eigenlijk al gebeurd! Topsporter worden is dus niet iets wat ik van te voren heb bedacht.”

Je bent opgegroeid in een christelijke omgeving. Je zei ooit: ‘Niet iedereen begrijpt dat ik op zondag fiets.’ Hoe is dat nu?

“Dat onbegrip is er bijna niet meer. Deze regio is natuurlijk best gelovig en er gebeurt niet zoveel op zondag. Zeker oudere mensen, die hun hele leven gewend zijn om op zondag niets te doen, moeten dan wennen aan het idee dat ik wél op zondag train en wedstrijden fiets. Maar mijn ouders hebben mij daar altijd vrij in gelaten. En voor mijn geloof maakt op zaterdag of op zondag trainen totaal geen verschil. Want ik vind: geloven doe je niet alleen in de kerk.”

Hoe is het om zo jong bij de wereldtop van iets te horen? Om je te bedenken dat er van de zeven miljard mensen niemand is die beter is dan jij?

“Best extreem, nu ik daar zo over nadenk. Ik sta er niet vaak bij stil. Ik fiets al mijn hele leven en ben langzaamaan beter geworden. Tegenwoordig zie ik mezelf wel vaker op televisie terug en merk ik dat ik vaker herkend word. Dat het supergoed gaat, geeft een erg goed gevoel.”

Tekst: Rimme Mastebroek
Beeld: McKlin Fotografie

Misschien ook wat voor jou

Volg BEAM op TikTok!

Voor video's van inspirerende jongeren die licht willen verspreiden! 💛💡