Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Vriendjes worden met je angst

18 juni 2017 · Leestijd 7 min

Mijn handen doorzoeken mijn jaszakken: allebei leeg. In een klap zit mijn hart in mijn keel. Ik controleer mijn broekzakken: niks. De zweetdruppels verschijnen op mijn voorhoofd. Ik keer mijn tas ondersteboven en voel mijn ademhaling bijna exploderen. Dan klettert mijn telefoon met een harde klap op tafel. ‘Pfieuw’! Het duurt minuten voordat ik weer rustig ben.

Klinkt bovenstaande situatie je bekend in de oren? Dan lijd je, net als zo’n 66 procent van de westerse wereld, aan nomofobie. Ofwel: no mobile phone phobia, de angst om je mobiele telefoon te vergeten of kwijt te raken. Angst kan klein zijn en irreëel – kriebels voor die blaffende hond achter het hoge hek – tot groot en reëel – de doodsangst als de vliegtuigbemanning roept dat je je zwemvest moet aantrekken. Toch is angst in het algemeen niet echt cool. Wie bang is aangelegd, wordt al snel een mietje, angsthaas of bangerik genoemd. Om maar niet te spreken over uitdrukkingen als ‘angst is een slechte raadgever’, die de suggestie wekken dat angst vooral iets is om je voor te schamen. Zelf ben ik – naast de angst om mijn telefoon te verliezen natuurlijk – doodsbang voor ritjes in achtbanen. Opperen vrienden om een dagje naar een pretpark te gaan, dan verzin ik liever een smoesje – “Ik haat lange rijen” – dan dat ik toegeef dat ik alleen al bij de gedachte aan een looping, in m’n broek schijt. Angst is een goede raadgever
Toch is angst niet iets om je voor te schamen. Angst hoort thuis in het rijtje emoties, is een van de belangrijkste drijfveren van ons gedrag, en helpt ons functioneren. Deze emotie kan je redding zijn in situaties waar je snel moet reageren. Zoals dat moment waarop je de straat over wilt steken, maar je in je ooghoeken een auto in volle vaart aan ziet komen en je in een reflex terugdeinst. Angst is op dat moment de beste raadgever die je je maar kunt wensen en levert je een hoop voordeel op – in dit geval redt hij je leven. Angst kan echter ook de verkeerde kant op gaan: destructief en belemmerend in je gedrag. Dat was overduidelijk het geval bij Michelle Poler, die in een TedTalk vertelde over alle angsten die haar leven negatief beïnvloedden (zie kader). Gezellige familie-etentjes werden een nachtmerrie toen haar oom een grote hond kocht. Ze bedankte voor een backpackreis met vrienden door Europa, omdat alleen de gedachte aan slapen op een treinstation of in een hostel haar al deed huiveren. Een biertje of een wijntje drinken in het weekend? “Nee, bedankt”, was steevast haar antwoord. Doodsbang was ze dat ze na een biertje een beetje controle uit handen zou geven. In bovenstaande voorbeelden is het nogal duidelijk, maar hoe weet je nou wanneer jouw angsten positief zijn en wanneer niet? Ik vraag het aan Simon van Leeuwen, die in zijn praktijk voor psychotherapie voor jongeren in Amersfoort veel verschillende angsten tegenkomt. “Naast nomofobie zijn jongeren vooral bang om iets te missen – de fear of missing out – zijn ze bang in sociale situaties omdat de groepsdruk toeneemt en de sociale voelsprieten in deze levensfase veel gevoeliger zijn. Ook kunnen jongeren heel bang zijn voor de stemmingswisselingen die tijdens de pubertijd veel voorkomen, wat heel logisch is.”

Angst wordt pas een probleem als hij niet meer in verhouding staat tot de situatie waarin je verkeert

Zo werkt angst ongeveer

Voordat hij antwoord geeft op mijn vraag, probeert Simon me uit te leggen hoe angst in onze hersenen werkt. “Onze hersenen sturen ons zenuwstelsel aan, daar waar we alles mee voelen en doen. Diep in de hersenen en dicht bij dit zenuwstelsel bevindt zich de hersenstam, ook wel ons reptielenbrein genoemd. Dit deel van ons brein heeft de controle over belangrijke functies, zoals hartslag en ademhaling. Hier komen alle prikkels binnen vanuit onze zintuigen en wordt voortdurend afgewogen of we veilig of onveilig zijn. Daarboven ligt het limbisch systeem, ook wel het zoogdierenbrein genoemd. Hier worden onder andere onze emoties ‘geregeld’, waaronder dus ook angst. In het bovenste deel van de hersenen – de cortex – zit het bewuste denken. Daarmee redeneren, relativeren, plannen en communiceren we onder andere.” In het algemeen is de hersenstam – die gaat over veilig of onveilig – machtiger dan de cortex – het rationele gedeelte. “Maar juist de samenwerking tussen de verschillende hersendelen is belangrijk”, vertelt Simon. “Stel, je ziet een tuinslang aan voor een gifslang. Je hersenstam schreeuwt: ‘Onveilig!!’ Het limbisch systeem regelt angst en stress. Pas als de informatie dat het gelukkig maar om een tuinslang gaat, is verwerkt en doorgegeven door de cortex, kun je weer ontspannen.” Kiplekker
“Angst wordt pas een probleem als hij niet meer in verhouding staat tot de situatie waarin je verkeert. Als je bijvoorbeeld elke keer als je een hond ziet, compleet in paniek raakt. Het risico is dan groot dat je geen juiste beslissingen meer kunt nemen en dat de angst je belemmert in je dagelijks leven. Als een angst zo hinderlijk is, kun je een angststoornis ontwikkelen.” Het ligt dus aan de situatie of je kunt spreken van een stoornis. Een man met alektorofobie – angst voor kippen, het bestaat echt – die in de stad woont, waardoor de enige kippen die hij tegenkomt, dood zijn en in het koelvak van de supermarkt liggen, kan prima functioneren. “Pas als hij op de boerderij zou gaan wonen en niet meer naar buiten zou durven, kun je spreken van een angststoornis.”

afbeelding
We krijsen het uit, kicken op dat kriebelende gevoel in onze maag en voelen ons achteraf meer dan overwinnaars

Kicken op kriebels

Soms zoeken we angst bewust op. We kruipen op de bank met een horrorfilm, beklimmen hoge bergen, laten ons vrijwillig met de voeten vastgebonden van een brug af gooien of stappen de meest angstaanjagende achtbaan in. We krijsen het uit, kicken op dat kriebelende gevoel in onze maag en voelen ons achteraf meer dan overwinnaars. Veel vaker dan dat vermijden we onze grote angsten. Zoals de man die nooit op een boerderij zou gaan wonen vanwege zijn angst voor kippen. Simon: “Ook hiervoor geldt: belemmert de angst je niet, dan is het helemaal niet erg om je angst te vermijden. Is de ‘lijdensdruk’ echter groot en heb je er last van? Dan is vermijden het slechtste wat je kunt doen. Je kunt namelijk niet aan den lijve ondervinden dat er helemaal niets ergs gebeurt als die spin in de buurt is. De angstige gedachten worden niet in de praktijk getoetst, je hersenen worden nooit gekalmeerd.” Wil je je angst overwinnen? Praat erover. Uit Amerikaans onderzoek onder mensen met een spinnenfobie bleek dat mensen die eerlijk hun emoties uitspraken, dichter bij een gekooide tarantula durfden te komen dan de mensen die uitspraken als ‘dat spinnetje doet me niets’ moesten doen, iets wat tegenwoordig standaard is in veel fobiebehandelingen. Kennelijk kunnen we onze emoties beter reguleren als we ze expliciet hebben benoemd. “Contact maken met je gevoel is het makkelijkst als je erover praat”, bevestigt Simon. “Wil je af van je spinnenfobie, dan hoef je echt niet gelijk in een bak met spinnen te gaan liggen, maar je zult op een gegeven moment wel de confrontatie met een spin aan moeten gaan, als je van die angst af wilt. Als je paardrijdt, weet je dat als je van het paard valt, je er gelijk weer op moet gaan zitten, anders blijf je bang. Dit alles wel op je eigen tempo. Je kunt het best wel lief zijn voor jezelf. Behandel je angst zoals je een bange kleuter zou behandelen. Ontken de angst niet, maar zeg hardop: ‘Hè getsie, dit is best even eng, zullen we samen gaan?’ Coach de ‘kleuter’ langs die blaffende hond. Word vriendjes met je angst. Zo kun je erdoorheen komen.”

afbeelding

Bronnen

Adversus.nl, Boekje voor Angsthazen ­– Guus Martens (Unieboek), jongerentherapieamersfoort.nl, psychologisch.eu, Psychologie Magazine, scientias.nl, TEDx

AUTEUR: CHARLOTTE VAN EGMOND

Misschien ook wat voor jou

Volg BEAM op TikTok!

Voor video's van inspirerende jongeren die licht willen verspreiden! 💛💡