Deborah en Rozemarijn hebben een pleegbroertje en -zusje: ‘We waren bang dat ze niet in ons gezin mochten blijven’
Eén gezin, maar niet iedereen heeft dezelfde vader of moeder: de zusjes Deborah (15) en Rozemarijn (13) waren zelf nog erg klein toen hun ouders besloten pleegkinderen in hun gezin op te nemen. Sindsdien kent het gezin verschillende samenstellingen. Nu wonen zusje Janice (9) en broertje John (8) vast bij hen. “Ik zou niet anders willen!”
Lees ook over:
Jendrick (18) woont in een pleeggezin: ‘Diezelfde dag zat ik in een busje naar een andere familie’
Rozemarijn: “Deborah en ik waren zes en vier jaar oud toen John en Janice bij ons kwamen wonen. Ze zijn dus langer wél in mijn leven dan niet.”
Deborah: “Voordat John en Janice in ons gezin kwamen, namen onze ouders weleens crisiskindjes op. Dat er extra kinderen in huis waren, was dus niet nieuw. Maar die kinderen gingen na een korte tijd weer weg, terwijl John en Janice bij ons bleven.”
Rozemarijn: “We zijn samen opgegroeid. Daardoor voelen ze echt als ons broertje en zusje.”
Deborah: “Ja, mijn opa en oma zijn ook hun opa en oma, ook al is dat biologisch gezien niet zo.”
Dit gebeurt er als je uit huis wordt geplaatst
Wat is pleegzorg eigenlijk precies? In Nederland heb je verschillende vormen. Kinderen die niet meer veilig thuis kunnen wonen – bijvoorbeeld vanwege agressie, (mentale) ziekte, misbruik, overlijden of verslaving – kunnen uit huis worden geplaatst. De keuze om een kind uit huis te plaatsen, wordt niet zomaar gemaakt: veel hulpverleners en experts denken hierover mee. Het doel is altijd om het kind zo dicht mogelijk bij zijn of haar eigen netwerk te houden, bijvoorbeeld bij een oom en tante, of ouders van een vriend(in). Als de nood erg hoog is, of het gevaar groot, kan een kind in een crisisgezin worden geplaatst. Dit is altijd tijdelijk, totdat er een betere plek gevonden is. Ook zijn er groepen waar een kind in kan worden opgenomen. Maar liever nog wordt er een familie gezocht waar het kind voor langere tijd kan blijven. BEAM sprak met een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming en zij omschrijft het zo: “Het mooie van een pleeggezin of een gezinshuis is dat je kunt meeliften op de trein die al rijdt. Je gunt een kind de gezelligheid van een gezin; een plek waar ze kunnen leunen op broertjes en zusjes. Huis-, tuin- en keukentherapie, zeg maar. Ik ben er heel trots op dat we deze hulp in Nederland hebben en dat zoveel gezinnen zich met hart en ziel inzetten voor kinderen in nood!”
Gezellige chaos
Deborah: “Janice en John zijn halfzus en halfbroer van elkaar. Ze hebben dezelfde moeder, maar een andere vader. Janice kwam eerst in ons gezin. Ik weet nog dat ik terugkwam van school en dat er mensen op de bank zaten met een baby’tje.”
Rozemarijn: “En bij John kregen onze ouders een brief met de bevestiging dat hij ook bij ons mocht komen wonen. Dat weet ik nog goed.”
Deborah: “We vonden het direct heel leuk! Als het ’s ochtends chaos was in huis, hielpen wij met flesjes geven. En na schooltijd speelden we met ze. Omdat we crisiskindjes gewend waren, hebben we wel aan onze ouders gevraagd of Janice en John ook weg moesten. Gelukkig was dat niet zo.”
Rozemarijn: “Als de kleintjes ’s avonds al op bed liggen en wij nog met z’n vieren zijn, bedenk ik me soms hoe het óók had kunnen zijn. Gewoon een gezin met papa, mama, Deborah en ik. Dat is een gekke gedachte. Maar ik zou het niet anders willen!”
Deborah: “Pleegzorg is heel logisch in ons leven verweven geraakt. We hebben er zelfs allebei een spreekbeurt over gehouden.”
Rozemarijn: “Ja, met playmobil-poppetjes, haha! Het voelt zo normaal voor ons. Ik kan me best voorstellen dat ik later zelf ook kinderen zou opnemen. Het brengt zoveel gezelligheid.”
Wist je dat… er in Nederland één dorp vol pleegkinderen is?
Naast pleeggezinnen, zijn er ook gezinshuizen. Dit lijkt best wel op elkaar, maar het grote verschil is dat pleegouders vrijwillig kinderen opnemen (ze krijgen er niet voor betaald) en dat gezinshuisouders hiervoor zijn opgeleid. Het is dus eigenlijk hun baan. Ook zijn gezinshuizen groter (met andere woorden: er zijn meer pleegkinderen) en is de problematiek er vaak groter dan bij kinderen die naar een pleeggezin gaan. Wist je dat we in Nederland zelfs een dorp hebben waar ontzettend veel gezinshuizen zijn? De Glind – vlakbij Barneveld in Gelderland – wordt ook wel het ‘Jeugddorp De Glind’ genoemd.
Échte broertjes en zusjes
Rozemarijn: “Natuurlijk hebben we ook weleens ruzie. Dat is gewoon irritant. Dat ligt niet aan Janice en John, maar gewoon het feit dat we broertjes en zusjes van elkaar zijn.”
Deborah: “Pas moest ik nog heel hard om John lachen. We waren op kraamvisite en bij het zien van de box, vraagt hij: ‘Moet de baby in de bench slapen?’ Als jongste van het gezin, weet hij natuurlijk niet hoe het is om een baby in het gezin te hebben. Zo komisch!”
Rozemarijn: “Of wanneer ze op vakantie aan iedereen vertellen dat ze twee papa’s, twee mama’s en wel drie opa’s en oma’s hebben, haha!”
Biologische ouders
Rozemarijn: “Eens in de zoveel tijd zien John en Janice hun biologische ouders. We krijgen daar nooit zoveel van mee. Het voelt ook niet gek of zo.”
Deborah: “Het kan natuurlijk zo zijn dat ze, als ze ouder zijn, nieuwsgieriger worden naar hun biologische ouders. Maar voor hun eigen veiligheid en stabiliteit blijven ze bij ons totdat ze 18 zijn. Stel dat ze wel morgen zouden moeten vertrekken, dan zou ik daar echt kapot van zijn. Sommige pleegkinderen worden namelijk wel vijf, zes of zeven keer overgeplaatst naar een ander gezin. Maar dat gaat met John en Janice gelukkig niet gebeuren.”
Wie is de baas?
De voordeur valt achter je dicht, een onbekende vrouw neemt je mee en je ziet je ouders nooit meer terug. Nou, zo gaat het dus niet. Kinderen die uit huis geplaatst zijn, blijven vaak in contact met hun biologische ouders. Om dit contact te ondersteunen, heeft elk pleegkind een ‘plaatser’, dat is een hulpverlener van een instantie. Als de plaatsing niet vrijwillig is, dan is de plaatser vaak een ‘gezinsvoogd’ of een ‘voogd’. Hij of zij houdt de ontwikkeling van het pleegkind in de gaten en zoekt naar oplossingen als er problemen in het gezin zijn. Ook pleegzorgouders krijgen ondersteuning, namelijk van een pleegzorgwerker.
Doei, ik ga.
En stel, je vindt je ouders vreselijk irritant: kun je jezelf dan zomaar uit huis laten plaatsen? Nope, dat gaat niet. Heb je serieuze problemen thuis? Dan bellen veel jongeren met de Kindertelefoon of praten ze via school met een mentor of zorgcoördinator. Zo gaat het balletje rollen. Via die weg kunnen hulpvragen bij de juiste instanties terechtkomen. Het liefst zoeken deze instanties samen met jou en je gezin naar een oplossing. Maar als de ouders niet mee willen werken en er aangetoond kan worden dat het kind echt onveilig is in het gezin, dan kan een hulpverlener hem of haar ook zonder instemming van de ouders naar een andere familie laten overplaatsen. Dit heet het ‘gedwongen kader’. Het uiteindelijke doel is altijd om jou op een veilige plek te laten opgroeien.
Later als ik groot ben
Deborah: “Als ik later zelf een gezin heb, zou ik zeker overwegen om ook pleegkinderen op te nemen. In die zin kan ik het ook aanraden. Natuurlijk is de leeftijd en het karakter van het kind best bepalend, en moet je het leuk vinden om met veel mensen samen te wonen. Ik vind dat zelf heel gezellig.”
Rozemarijn: “Ja, ook ik zou het later misschien wel doen. Als Janice in de auto haar hoofd op mijn schouder legt en in slaap valt, vind ik dat supermooi. Het is echt een cadeau dat wij John en Janice mogen hebben!”
Kan iedereen zomaar pleegouder worden?
In Nederland is er een groot tekort aan pleeggezinnen. Om jaarlijks alle kinderen te kunnen opvangen, zijn er – volgens Pleegzorg Nederland – minimaal 3500 nieuwe pleegouders per jaar nodig. Het tekort aan pleeggezinnen is bovendien nog groter geworden door corona. Ruim 800(!) kinderen wachten nog op een veilig thuis. Je mag al vanaf je 21e pleegouder worden. Je moet dan een stabiele leefsituatie hebben en door een soort ‘keuring’ bij een pleegzorgorganisatie. Ga voor meer informatie naar pleegzorg.nl.
*Het pleegbroertje en -zusje van Rozemarijn en Deborah heten eigenlijk anders. In verband met hun privacy hebben wij hen andere namen gegeven.
Geschreven door
Marlieke