Jendrick (18) woont in een pleeggezin: ‘Diezelfde dag zat ik in een busje naar een andere familie’
Als Jendrick (18) drie jaar is, wordt hij uit huis geplaatst: zijn moeder kan namelijk niet goed voor hem zorgen. Aan BEAM vertelt hij hoe het is om in een pleeggezin te wonen. “Ook al kan ik best eigenwijs zijn; ik weet dat mijn pleegouders er voor mij zijn.”
“Op dit moment ben ik de oudste in het gezin. Na mij volgen twee pleegzusjes en drie pleegbroertjes. Ik houd ervan om ze te plagen, dus dat doe ik veel. Vooral aan tafel. In die zin voelen ze echt als mijn broertjes en zusjes. In totaal zijn we dus met z’n achten. Die drukte vind ik soms best intens. Gelukkig heb ik wel een slaapkamer voor mezelf; dat is namelijk ook weleens anders geweest. Mijn pleegouders spreek ik aan met ‘oom’ en ‘tante’, maar als ik met vrienden over ze praat, zijn het gewoon mijn ouders. Bij hen kan ik altijd terecht!”
Uit huis
“Ik ben zelf geboren in Rotterdam, maar mijn ouders komen oorspronkelijk van Curaçao. Toen ik twee jaar oud was, besloot mijn vader terug naar het eiland te gaan. Sindsdien heb ik nooit meer wat van hem gehoord. Mijn moeder kon niet werken en voor mij zorgen tegelijkertijd. Ook had ze geestelijke problemen. Daarom werd ik, toen ik drie was, in mijn eerste pleeggezin geplaatst. Dat was crisisopvang. Ik kan me daar niet veel meer van herinneren. Ik was natuurlijk nog superjong.”
'Ik kon alleen maar huilen'
“Van het tweede gezin heb ik meer onthouden. We waren daar met zeven kinderen; echt superdruk! Ik deelde een kamer met een andere pleegjongen, Leroy. Hij en ik deden alles samen. Elke ochtend stond hij met een hand vol snoep voor mijn bed. Toen onze pleegouders ontdekten dat er stapels snoeppapiertjes op onze kamer verstopt lagen, heeft hij daar klappen voor gekregen. Die mensen deden ons wel vaker pijn. Toen we dat aan hulpverleners vertelden, werden we uit het gezin weggehaald. Ik weet het nog goed; we zouden die dag met het gezin op vakantie gaan. Ik kwam thuis uit school en zag dat iedereen aan het huilen was. Iemand zei: ‘Jullie moeten weg.’ Direct moesten we de auto uitpakken om onze spullen te verzamelen. Diezelfde dag zat ik nog in een busje naar een ander adres, een ander gezin. De auto waar ik in zat, sloeg linksaf, terwijl de auto van Leroy – die achter ons reed – rechtdoor ging… Die dag heb ik alleen maar kunnen huilen.”
Vertrouwen
“Het heeft best lang geduurd voordat ik mijn nieuwe – en huidige - pleegouders kon vertrouwen. Inmiddels bouw ik volledig op ze. Ook al kan ik best eigenwijs zijn; ik weet dat ze er voor mij zijn. Ik vind het belangrijk om hun goedkeuring te vragen bij de keuzes die ik maak. Ik doe niets zonder het eerst met hen te bespreken. Naast de serieuze dingen die ik met ze bespreek, kunnen we ook hard met elkaar lachen. Ze zijn heel behulpzaam, zorgzaam en ze begeleiden mij naar zelfstandigheid.”
“Ik voel me volledig onderdeel van dit gezin, maar heb ook nog contact met mijn biologische moeder. We zien elkaar een keer in de zes weken en bellen of appen daarnaast. Ik vind het soms best lastig om contact met haar te hebben. Wat moet ik haar precies vertellen? Tja, ik ga naar school, moet werken en trainen voor voetbal… Zoveel bijzonders doe ik niet in het leven. Daarnaast gaat het vaak mentaal nog steeds niet goed met haar. Ook is ze bezorgd, echt heel erg bezorgd om mij. Ze vindt het denk ik lastig dat ik nu 18 ben en zelf mag bepalen wat ik wil. Ze is bang mij te verliezen. Ik weet wel dat ik haar gedrag met een korreltje zout moet nemen, maar ik ervaar soms wel een loyaliteitsconflict. Ze is en blijft toch mijn moeder.”
Niet zielig
“Ik vind het niet moeilijk om mijn verhaal te vertellen. Als ik nieuwe mensen leer kennen, deel ik het juist graag snel: dan is het maar achter de rug. Wel vind ik het moeilijk om over het contact met mijn moeder te vertellen. Mensen vinden mij snel zielig als ik vertel dat ik een pleegkind ben. Maar zelf vind ik dat totaal niet! Ik ben gewoon niet echt anders gewend. Ik hoop vooral dat mensen mij zullen zien om wie ik ben: een rustige, sportieve jongen met wie je kunt lachen.”
Thuis
“Ik ben heel dankbaar dat mijn pleegouders kinderen in hun huis willen opnemen. Dat doen ze toch maar gewoon vrijwillig. Bij mijn moeder zou het niet goed gaan. Daarom ben ik extra blij dat mijn ouders de stap hebben gezet en zoveel tijd, moeite, geld en aandacht in ons willen steken. Bang om hier weggestuurd te worden, ben ik niet. En soms lijkt het me ook wel leuk om op mezelf te wonen. Dan ben je lekker zelfstandig en kun je zelf bepalen wat je eet. Ik vind het eten hier niet altijd lekker, maar laat ik dat vooral niet te hard zeggen. Haha, nee, als mijn pleegouders me niet zat zijn, dan zit ik hier voorlopig nog goed!”
Beeld: DEBOOR.
Geschreven door
Marlieke