Column: Je zult maar flaporen hebben
Een meisje uit groep vier had flaporen. En niet zulke kleine ook, het waren bijna olifantenoren. Het arme kind, ze was ontzettend aardig en mocht op mijn kinderfeestje komen. Maar ik herinner me nog steeds haar flaporen.
Ze zijn erfelijk, deze twee ovaalvormige verschijnselen aan de zijkant van ons hoofd. Bizar, en vervelend als je ouders lelijke oren hebben.
Het meest vreselijke van oren is dat ze je leven lang doorgroeien. Dat is een angstig scenario voor me: dat mijn oren zo lang doorgroeien, dat ik alleen maar OOR ziet als ik als een oude, rimpelige, grijze oma in de spiegel kijk.
Heeft de Heer een grapje met ons uitgehaald? Zegt het feit dat onze oren altijd doorgroeien, iets over ons? Zegt het dat we na een lang leven, nog steeds niet goed genoeg naar Hem kunnen luisteren?
Zouden onze oren ook doorgroeien in de hemel? Ik denk het niet, want als we tot in de eeuwigheid leven, dan loopt er alleen maar ‘oor’ rond.
Het grappige is dat als je tegenover elkaar zit, je elkaar in de ogen kunt kijken.
Maar als je naast elkaar zit – de oren elkaar ‘aankijken.’ Misschien zouden we meer naast elkaar moeten zitten...
Het zou mooi zijn wanneer het onze tijd is om deze aarde te verlaten, we tegen die tijd goed genoeg luisteren naar de woorden die Hij spreekt. Gelukkig heeft God zelf ook oren. Wij zijn naar Zijn beeld geschapen. ‘Hij neigt zijn oor naar ons,’ zegt Hij in de Psalmen. Ik hoop dat wanneer Hij zich voorover buigt, want dat betekent neigen, Hij iets hoort waar Hij blij van wordt, dat het Hem als muziek in de oren klinkt, wanneer wij praten, zingen en bidden.