COLUMN: Afscheid na 32 jaar (doet geen centje pijn)
Terwijl ik als een hijgend hert – aan de jacht ontkomen – het tweepersoonsbed van mijn ouders naar beneden sjouw, kijken vanuit de achtertuin twee hondstrouwe ogen mij verdrietig aan. Beagle Quincy heeft allang door wat er gaat gebeuren. Haar baasjes gaan verhuizen. En daar is ze niet zo blij mee.
Maar liefst 32 jaar woonden mijn ouders in het geelblauwe hoekhuis. Quincy weet dus niet beter. Ook ik groeide er op. Ik kan elke vierkante centimeter van dat huis uittekenen, desnoods met mijn ogen dicht. Mijn middelste broertje ontwierp nog de glas-in-loodramen, die de voorkant van het huis sieren. Ook al geelblauw. Volgens mijn moeder was er altijd wel iets kapot aan het huis – ze noemde het semi-liefkozend ‘onze bouwval’ – maar toch: het was ons thuis.
De huiskamer is leeg, op de doos met 243 paar schoenen van mijn fashionista broertje na. Het echoot als Jozef’s waterput. Mijn pa en ik laden de laatste spullen in de gehuurde aanhangwagen. Ik zwaai nog één keer naar mijn ouderlijk huis… en voel daar helemaal niets bij.
Hmm. Vreemd. Normaal gesproken ben ik best sentimenteel. Het doet mij denken aan die keer dat ik mijn allereerste auto verkocht. Toen de koper – een Turk met een Twents accent – ermee wegreed haalde ik mijn schouders op en ging ik weer naar binnen. Geen centje pijn. Uiteindelijk zijn huizen en auto’s ook maar een verzameling van staal, plastic en andere materialen. Lege omhulsels die – zonder mensen erin – eigenlijk niet veel betekenen. Een huis is niet hetzelfde als een thuis.
Een uurtje later sta ik in de onpersoonlijke bungalow waar mijn ouders de komende maanden tijdelijk zullen wonen. Ik kijk om mij heen: overal verhuisdozen, kleren en onderdelen van meubels. In de hoek van de kamer staart kat Boris Lucca II, met bijzonder veel moeite in zijn hok gekregen zodat hij niet kan ontsnappen, mij nog altijd woedend aan. Buiten doet beagle Quincy een stresspoepje in haar nieuwe tuin. Moeder haalt een doekje over een ladekast en vader zet zuchtend en steunend een bed in elkaar. Ik glimlach.
Het voelt als thuiskomen.
Tekst: Rimme Mastenbroek