Hoofdstuk 3: “Oppassen op oma”
Speciaal voor op het strand, in je hangmat of op kantoor: het perfecte zomerliefdesverhaal. Of nou ja, die 'perfectie' hangt van jou af. Jij mag namelijk iedere week bepalen hoe het verhaal verdergaat. Lees hoofdstuk 3 en bepaal zelf het vervolg:
Vorige hoofdstukken gemist?1. *Fiets-view*
2. "Irene? Zo heet mijn vriendin ook."
Lees hier hoofdstuk 3:
“Wat denk je van een dagje strand?”
Ik kijk naar buiten. De regen gutst tegen de ramen. Snel open ik mijn weerapp. Regen, wolken, onweer, wolken, regen. Een. Dagje. Strand. Wat bezielt me? En daarbij: wat moet ze wel niet van me denken? Alsof ik Blauwe Ogen gelijk in bikini wil checken ofzo. En nog wat: ik ben alles behalve beach proof. De afdruk van mijn shirt staat keihard op mijn bovenlijf. Te gênant voor woorden. Zal ik gelijk iets anders voorstellen? Naar de film? Nee, te cliché. Uit eten? Nee, te duur. ‘Aan het typen’, verschijnt er onder de naam Irene.
“Wanneer?”
Oké. Te laat. Geen weg meer terug. Nu moet ik er ook vol voor gaan. Zonder twijfel. Gewoon cool blijven. Niks aan de hand. Nonchalant. Wat zal ik zeggen? Ik zie haar liever vandaag dan morgen, want ik kan aan niets anders denken. Maar ik moet ook weer niet al te hard van stapel lopen. Anders denkt ze nog dat ik desperate ben. En dat werkt niet bij de meisjes.
“Uhm, zaterdag?”
Van schrik ben ik vergeten wat de weersvoorspellingen voor zaterdag zijn, dus check ik, voor de tweede keer binnen twee minuten, mijn weerapp. Een waterig zonnetje, 17 graden.
“AS? Dan moet ik een dagje op mijn oma passen.”
Een dagje wat? Maar voordat ik het weet, heb ik al gereageerd.
“Ik kan met je mee.”
Het blijft even stil. Irene typt. En stopt dan weer. Gaat dan weer typen. En stopt dan opnieuw. Aaaaaaagggh, zo gaat het dus bij mij altijd. Het zijn die blauwe ogen die door mijn scherm branden en me helemaal gek maken. Het gevoel in mijn maag waardoor ik eerst doe en dan pas denk. Je zal het net zien. Ze bedankt vriendelijk en ik hoor nooit meer wat van haar. Zoals het altijd gaat. Irene gaat weer typen:
“9.30 uur. Dorpsstraat 79. Ik wacht voor de deur.”
Wat gebeurt er dan?
A: Ik bel mijn eigen oma om te vragen of ze mee wil.
B: Ik sta om 09:15 al wiebelend op de stoep bij Irene’s oma, met een bos bloemen. Voor oma, natuurlijk.
C: Ik verslaap me en arriveer pas een half uur later bij Irene’s oma
D: Ik ben eerder dan Irene bij haar oma en bel van zenuwen per ongeluk alvast aan.
Laat je antwoord achter onder de Facebookpost of hier in de comments. En lees volgende week het (door jou) gekozen vervolg. Spannendddddd!