Ga naar submenu Ga naar zoekveld

COLUMN: Toen ik 1.43m was, hoorde ik dat ik niet meer zou groeien

12 november 2019 · Leestijd 3 min

Als baby heb ik een prestatie geleverd waar ik stiekem best trots op ben. Het was een eenmalig moment, een echt unicum: met mijn geboorte was ik langer dan mijn broer. Onze ouders hielden natuurlijk geen scores bij in een gekke broer-zus-babylengtecompetitie, waarbij de winnaar een extra LIGA-prakje kreeg, no worries. Ik ontdekte dit in de puberteit toevallig zelf.

Er waren in mijn puberjaren veel momenten waarop ik baalde van mijn lengte. Op mijn twaalfde werd ik intens verdrietig toen ik hoorde dat ik niet meer zou groeien. Ik was toen 1.43m en zat net in de brugklas. Iedereen schoot de hoogte in, ik bleef laag bij de grond.

De afgelopen jaren vind ik klein-zijn oprecht niet erg meer. Ik ben er letterlijk overheen gegroeid. Mijn mentor zei op mijn diploma-uitreiking: “Je hoeft niet groot te zijn, om groot te zijn.” Ik ben nu 1 meter 47 én een half. Die half moet erbij worden vermeld, want hij heeft er hard voor gewerkt. Hij was er bijna niet geweest. Ik heb het namelijk voor elkaar gekregen om op mijn 18e al te krimpen. Mijn aangeboren scoliose (verdraaiing van wervelkolom) ging zichzelf een beetje corrigeren, dus werd ik een bochtje rijker en wat centimeters armer.

Een goede vriendin van mij heeft een groeistoornis. Als wij naast elkaar lopen, ben ik de langste. Groot of klein zijn, is dus maar relatief. Met mijn beste vriend vorm ik ook een mooi contrast: hij is ruim twee meter. In de trein zijn onze lengteverschillen het beste zichtbaar. In de spits kan hij normaal ademhalen, terwijl ik in de zuurstofloze zone in oksels sta te happen. Als hij loopt, moet ik bijna rennen en als ik zijn tas probeer te dragen, lig ik één seconde later gevloerd op de grond. Andersom zijn er net zo veel situaties waarin ik voordeel heb van mijn lengte en hij nadeel heeft van de zijne. Want zo werkt dat: klein is niet altijd fijn en groot is niet altijd grandioos. Beide lengtes zorgen voor leukigheden én minder fantastische situaties.

“Ben je groot of ben je klein. Of ergens tussenin. God houdt van jou.” Dit liedje hoorde ik als kind vaak in de kerk. Voor God is mijn schoenmaat niet interessant en Hij bekommert zich ook niet om de hoeveelheid centimeters die in mijn paspoort staan genoteerd. Voor God is de grootte van onze harten het belangrijkst. En wie wel zin heeft in een wedstrijdje Wie Is De Grootste, moet ik bij dezen helaas teleurstellen. Die heeft God allang gewonnen. :)

Relengtief
Zij noemt mij groot 
Hij noemt mij klein
maar noem mij maar gewoon
Annemarijn

Geschreven door

Annemarijn

Misschien ook wat voor jou

Volg BEAM op TikTok!

Voor video's van inspirerende jongeren die licht willen verspreiden! 💛💡