COLUMN: De verschrikkelijke Vredevorstvolgeling
Vrede komt, of komt vaak niet, in allerlei soorten en maten: politieke vrede, economische vrede, innerlijke vrede, dat soort dingen. Christenen zijn vóór vrede, ik bedoel Jezus is de Vredevorst, daar zijn we het allemaal wel over eens. Maar als ik kritisch naar mezelf en naar de kerk kijk, zie ik meer oorlog dan vrede.
Vanmorgen nog was ik niet bepaald vredelievend in de trein. Eerst duwde ik minstens 3 mensen opzij om eerder naar binnen te kunnen en daarna ging ik opzettelijk keihard zuchten toen een mevrouw me vroeg of ze kon passeren terwijl ik me net chagrijnig op een van de traptreden had laten zakken. Door haar geïrriteerde “nou, sorry hoor” was het duidelijk dat ik haar treinreis met mijn gedrag een stuk onaangenamer had gemaakt. Niet bepaald iets wat een volgeling van de Vredevorst zou moeten ambiëren, toch?
In de kerk kunnen we er ook wat van. Er zijn zo ontzettend veel verschillende kerkstromingen, ik denk oprecht dat je er op zou kunnen afstuderen. Het ziet er gewoon niet vredig uit: Mensen die allemaal christen zijn en die het keer op keer op keer niet met elkaar eens zijn en dus maar besluiten om weer een nieuwe kerkstroming te beginnen. Christenen die geen poging doen om vrede te sluiten, maar op hun eigen manier verder gaan omdat ze hun eigen manier de beste manier vinden. En ik doe keihard mee. Vrij regelmatig (lees: vaak) ben ik er van overtuigd dat mijn manier de beste manier is en dat mensen die daar niet naar willen luisteren gewoon niet zo heel slim (lees: dom) bezig zijn.
Natuurlijk is diversiteit goed. Mensen zijn divers, het christendom beleven we divers, diversiteit is oké. Amen. Maar we falen zo pijnlijk hard als Vredevorstvolgelingen. Ik ken genoeg niet-christenen die zeggen: “Christenen praten wel over vrede, maar jullie hebben honderden kerkstromingen en kunnen nog niet eens tot een overeenstemming komen als het gaat over welke soort muziek er gebruikt moet worden om voor God te zingen, lekker hypocriet.”
Klopt.
Niet leuk om toe te geven, maar het klopt helemaal en na deze opmerking sta ik elke keer weer met mijn mond vol tanden. Het enige wat ik dan nog kan doen is naar Jezus wijzen en vertellen dat het cadeau van God alleen maar groter wordt aangezien het zelfs idioten zoals mij redding biedt.
Misschien moeten we dat vaker doen, naar Jezus wijzen. Niet alleen op momenten dat we met onze mond vol tanden staan en voor ons gevoel geen andere optie meer hebben, maar juist ook als je het gevoel hebt dat je gelijk hebt en de ander niet. Juist op momenten dat ik mensen in de trein een flinke duw wil geven omdat ik eindelijk eens een zitplaats wil hebben. Als ik op dat moment naar Jezus wijs is dat een getuigenis en vooral een waardevolle reminder voor mezelf dat ik een volgeling ben van een liefdevolle Vredevorst en niet van een betweterige Ruziezoeker. (Tegelijkertijd is dat wijzen een goede afleidingsmanoeuvre waardoor ik misschien alsnog een zitplek verover, ha)
En mevrouw in de trein, sorry voor mijn geïrriteerde zucht.
Geschreven door
Wilke